Behandeling van longbloeders
Door de niet pathologische maar door inspanning geïnduceerde oorzaak van EIPH is preventie en behandeling moeilijk.
Wanneer er een bepaald drukverschil bereikt wordt tussen de druk in de longblaasjes en de druk in de longbloedvaten (=transmurale druk) kan dit leiden tot EIPH. Een kleine reductie in deze druk is in sommige gevallen dus de oplossing om de longbloeding te voorkomen. Dit kan worden bereikt door het toedienen van furosemide. Furosemide is een diureticum en zorgt voor het dalen van het plasma volume. Dit veroorzaakt een daling van de bloeddruk waardoor het drukverschil (=transmurale druk) kleiner wordt. De druk daalt met ongeveer 10 mmHg. Deze reductie is waarschijnlijk onvoldoende om een ruptuur van de haarvaten te voorkomen. Toch tonen verschillende studies aan dat er een significante vermindering van het aantal erythrocyten is te zien op de BAL vloeistof na het leveren van een zware inspanning. Furosemide heeft, naast een diuretische functie, ook een licht vasodilatoir effect op de longbloedvaten en induceert een milde bronchodilatie. Dit veroorzaakt een bijkomende verlaging van het drukverschil en vermindert de kans op rupturen.
Sommige processen doen het volume van de rode bloedcellen dalen waardoor het drukverschil (=transmurale druk) ook kleiner wordt. In het weefsel wordt koolstofdioxide geproduceerd en dit diffundeert via het vocht tussen de longbloedvaten en de longblaasjes naar de haarvaten en komt in de rode bloedcellen. Hier reageert het koolstofdioxide met water en er wordt waterstofbicarbonaat gevormd. Het waterstofbicarbonaat valt uiteen in waterstof en bicarbonaat. Furosemide zorgt voor het behoud van het rode bloedcellen volume en vermindert hierdoor de mogelijkheid van lekkage van rode bloedcellen naar de longblaasjes.
In rust heeft furosemide geen effect op de transmurale druk en op het rode bloedcellen metabolisme. Furosemide heeft als nadeel dat het door zijn diuretische werking een negatief effect heeft op de passieve vulling van het hart en kan hierdoor het hartdebiet verminderen. Dit kan grote gevolgen hebben voor de cardiovasculaire functie. In hoeverre de furosemide therapie kan bijdragen aan het verbeteren of behouden van de prestaties van het paard is nog niet volledig duidelijk.
Vaak wordt het toedienen van furosemide gecombineerd met andere therapieën. Eén van de meest populaire methode is het beademen van de paarden. Dit kan gedaan worden met, door waterverzadigde lucht.
Ook voegen eigenaars van paarden graag verschillende supplementen toe aan het dieet van het paard. De effectiviteit hiervan is echt zelden bewezen.
Sommige supplementen zouden, zoals eerder vermeld, mogelijks een effect hebben op de, door vrije radicale geïnduceerde, inflammatoire processen ter hoogte van de long. Er bestaat een theorie dat inflammatie de long meer predisponeert voor het ontwikkelen van een EIPH.
Recentelijk is het anti-fibrotische geneesmiddel Aminocarproidzuur (amicar) voorgesteld om de gevolgen van EIPH te verminderen en de prestaties van het paard te verbeteren.
Ook Nitrietoxide (zit in bietensap) of nitrietoxide derivaten worden steeds meer gebruikt. Dit heeft een vasodilatoir effect en kan zorgen voor het verminderen van de pulmonaire vasculaire druk.
Daarnaast wordt vaak gebruikt gemaakt van nasale dilatoren. Deze zorgen voor het stabiliseren van de huid en de spieren rond de neusgaten en verminderen hierdoor de luchtweerstand. De negatieve druk tijdens inspiratie neemt af en de transmurale druk verlaagt. Dit zou kunnen helpen in het verminderen van EIPH.
Alle bovenstaande ‘therapieën’ werken eerder preventief dan curatief. Gezien vrijwel alle paarden die een zware inspanning moeten leveren enige vorm van EIPH ondergaan en de meeste therapieën toch niet zo succesvol zijn om dit te voorkomen wordt vooral geprobeerd de schade te beperken. Zo kan bijvoorbeeld worden geprobeerd de inflammatoire reactie op het extravasculaire bloed en de hemosiderine in de alveoli en het interstitium te verminderen. Deze blijvende inflammatie kan namelijk het progressief karakter van de EIPH verergeren en zorgen voor vernietiging van het long parenchym.
Omdat luchtweg aandoeningen in belangrijke mate kunnen bijdragen aan het optreden van EIPH is het van groot belang deze te behandelen of te voorkomen. Een goede hygiëne en ventilatie moeten in acht worden genomen en ook het tijdens de race of training inhaleren van stof dient zoveel mogelijk te worden beperkt. Wanneer herhaaldelijk EIPH optreedt in combinatie met minder presteren is het aan te raden het paard verder te onderzoeken en het management te controleren. Training heeft waarschijnlijk geen effect op het verbeteren van de EIPH. Wanneer het probleem blijft terugkomen is het beter dat het paard zijn carrière voorzet in een minder intensieve tak van de paardensport.